Zorg dat ‘ie veilig en gezond is

Veilig en gezond werken is uiteraard alleen mogelijk op een veilige en gezonde werkplek. Door hier als preventiemedewerker consequent aandacht aan te besteden, bevorder je goede werkprestaties en voorkom je ongelukken, ziekte en arbeidsongeschiktheid. Volgens de Arbowet en het Bouwbesluit is de werkgever verantwoordelijk voor om een veilige en gezonde werkomgeving. Dit moet je breed interpreteren: van de fietsenstalling en de opslag tot het toilet en de werkplek zelf.

Heel het bedrijf verdient je aandacht
Het is de bedoeling dat je niet alleen plekken controleert waar werknemers daadwerkelijk aan het werk zijn. Ook andere ruimtes binnen en buiten het bedrijfspand, zoals pauzeruimtes, liften opslagplaatsen en het buitenterrein, verdienen je aandacht.

Controleer geregeld
Welke ruimtes precies aanwezig zijn, verschilt per type bedrijf en de werkzaamheden die er worden uitgevoerd. In alle gevallen geldt dat een bedrijfsruimte moet voldoen aan wettelijke normen die erop zijn gericht gezondheidsrisico’s zoveel mogelijk te beperken. Als preventiemedewerker ben jij de aangewezen persoon om geregeld te controleren of werkplekken in jouw organisatie aan deze eisen voldoen. Ook kun je een nuttige rol vervullen bij (het aansturen van) het onderhoud.

Pak gebreken aan en licht voor
Stel je gebreken vast, dan is het zaak die te verhelpen. En mochten er ondanks al je inspanningen toch nog gezondheidsrisico’s overblijven, dan ben jij bij uitstek degene die ervoor kan zorgen dat werkgever en werknemers hier goede voorlichting over krijgen. Zo breng je het gevaar terug tot een absoluut minimum.

 

Sommige ruimtes zijn in iedere of vrijwel iedere organisatie aanwezig. Omdat ze onmisbaar of verplicht zijn, of simpelweg omdat veel werkgevers de aanwezigheid ervan praktisch vinden. Voorbeelden van ruimtes waar jij minstens deels mee te maken hebt zijn:

  • gangen en vloeren;
  • toiletten;
  • pauzeruimtes;
  • kleed- en doucheruimtes;
  • persoonsliften;
  • kolfkamers;
  • rookruimtes.

Gangen en vloeren
Alle vloeren in een organisatie moeten veilig zijn en comfortabel om op te lopen. Een oppervlak dat te glad, te stroef, nat of vet is, of abrupte verschillen in ruwheid kent, kan ongelukken veroorzaken. Verder moet je letten op het volgende:

  • vloeren moeten hygiënisch zijn en worden schoongehouden;
  • waar nodig moet de werkgever werkschoenen met antislipzool verstrekken;
  • als een vloer nat is en dus glad kan zijn, moet de werkgever dit door middel van signalering (waarschuwingsborden) duidelijk maken.

Toiletten 
Bij toiletten is allereerst van belang dat ze dagelijks worden schoongehouden. Voor het aantal en de inrichting van toiletruimtes moet je letten op de volgende regels: 
• in de nabijheid van de werkplek horen voldoende toiletten aanwezig te zijn;
• in de buurt van de toiletten moeten voldoende wastafels beschikbaar zijn;
• er horen gescheiden toiletfaciliteiten te zijn voor mannen en vrouwen.

Pauzeruimtes
Elke organisatie moet over ten minste één ruimte beschikken waar werknemers de pauzes kunnen doorbrengen, kunnen ontspannen en kunnen eten. Dit kan binnen het bedrijfspand zijn, maar ook op locatie, bijvoorbeeld op een bouwplaats. Let erop dat de pauzeruimte aan de volgende eisen voldoet:

  • de pauzeruimte is een andere dan de werkplek;
  • hij moet gemakkelijk toegankelijk zijn;
  • hij moet zich in de directe omgeving van de werkplek bevinden;
  • er mag niet worden gerookt;
  • hij moet voldoende ruim bemeten zijn voor het aantal werknemers dat er gebruik van maakt;
  • er moeten voldoende tafels en stoelen aanwezig zijn voor alle werknemers.
Ook handig en verstandig…
In aanvulling op bovenstaande eisen is het aan te bevelen om:
• de pauzeruimte te voorzien van voldoende verlichting en voldoende ramen;
• er geen materialen of werkkleding in op te slaan;
• de ruimte te voorzien van kapstokken;
• werk te maken van aansprekende aankleding, zodat werknemers zich prettig voelen en kunnen ontspannen.

 

Kleed- en doucheruimtes 
Als in jouw organisatie bedrijfskleding zoals een overall gebruikelijk is, moeten werknemers kunnen beschikken over een (om)kleedruimte en een eigen afsluitbare kledingbergplaats. Omvat de lichaamsreiniging na afloop van het werk meer dan de handen en gezicht, dan is een doucheruimte verplicht.

Dit zijn de eisen die je bij kleed- en doucheruimtes in de gaten moet houden:

  • uit het oogpunt van hygiëne moeten ze regelmatig worden schoongemaakt;
  • ze moeten verwarmd zijn;
  • er moet goede ventilatie aanwezig zijn;
  • er moeten stoelen en/of banken staan;
  • er moeten aparte ruimten beschikbaar zijn voor mannen en vrouwen (of die moeten na elkaar gebruik kunnen maken van dezelfde faciliteiten);
  • kleedruimten moeten zoveel mogelijk in de buurt zijn van de werkplek;
  • elke werknemer moet voor zijn kleding de beschikking hebben over een eigen afsluitbare opbergplek;
  • natte of vieze kleding moet op een afgesloten, geventileerde plaats worden bewaard;
  • douches moeten zijn voorzien van warm en koud stromend water;
  • als de kleed- en doucheruimte niet in dezelfde ruimte zijn ondergebracht, moeten deze ruimtes onderling gemakkelijk en binnendoor te bereiken zijn.

Personenliften 
Zijn er in jouw organisatie liften die voor personenvervoer zijn bedoeld, dan moeten die periodiek worden gekeurd door een erkend keuringsbureau. Als preventiemedewerker kun je erop toezien dat deze keuringen telkens tijdig plaatsvinden. Verder is van belang dat medewerkers van zo’n keuringsbureau geen enkele (contract)druk mogen ervaren om gebrekkige liften toch goed te keuren.

Kolfkamers
Je werkgever is verplicht een werkneemster met zuigeling de mogelijkheid te bieden om het werk te onderbreken om borstvoeding te geven of moedermelk af te kolven. Als hiervoor op het werk geen geschikte ruimte voorhanden is, moet je werkgever de werkneemster in de gelegenheid stellen thuis te voeden of te kolven. Een kolfkamer moet aan de volgende eisen voldoen:

  • de ruimte moet afsluitbaar zijn;
  • er moet een deugdelijk (opvouwbaar) bed of deugdelijke rustbank beschikbaar zijn;
  • er moeten voorzieningen beschikbaar zijn om het klimaat te regelen;
  • er moet voldoende verse lucht zijn;
  • de ruimte moet vrij zijn van gevaarlijke stoffen en verontreinigingen.

Rookruimtes
Werknemers hebben recht op een rookvrije werkplek. Je werkgever is op basis van dit recht niet verplicht om binnen zijn organisatie rookruimtes ter beschikking te stellen; hij mag ook volstaan met een algeheel rookverbod. Zijn in jouw organisatie wel rookruimtes aanwezig, dan moeten die:

  • afsluitbaar zijn (deur dicht);
  • zijn voorzien van een goede luchtverversing.

Meer informatie
Bekijk de regels in het Arbobesluit over:

Een kantoorruimte lijkt op het eerste gezicht geen plek waar grote risico’s op de loer liggen. Toch kunnen onzorgvuldig ingerichte kantoorwerkplekken wel degelijk leiden tot gezondheidsklachten. Daarom geldt net als op iedere andere werkplek dat je werkgever verplicht is om werknemers een werkplek te bieden waar zij op een veilige en gezonde manier kunnen werken. Belangrijke aandachtspunten zijn:

  • goed afgesteld meubilair;
  • voldoende (dag)licht;
  • veilige elektrische apparatuur.

 

Het belang van ergonomie
Werken op een kantoorwerkplek levert grotere lichamelijke belasting op dan veel mensen denken. Om te beginnen is langdurig (stil)zitten niet gezond. Bovendien is er vaak sprake van beeldschermwerk en repeterende bewegingen. Om al deze redenen is ergonomie van groot belang. Ergonomie: ‘(streven naar) het zodanig ontwerpen van gebruiksvoorwerpen, technische systemen en taken dat de veiligheid, de gezondheid, het comfort en het doeltreffend functioneren van mensen wordt bevorderd.’

 

Goed afgesteld meubilair
Meubilair dat wordt gebruikt voor kantoorwerk moet ergonomisch verantwoord en goed afgesteld zijn. Het moet goed zijn afgestemd op het werk en de mensen die er gebruik van maken. En uiteraard moet de apparatuur op de werkplek aan de veiligheidsnormen voldoen.

 

Geef ze de ruimte!
Goede afstelling van het meubilair en de werkplek is alleen mogelijk als er genoeg ruimte is om de werkzaamheden uit te voeren. Dit zijn de minimumvereisten die je kunt aanhouden:

  • 4 m2 per werknemer;
  • 1 m2 voor een plat beeldscherm, 2 m2 voor een ander type beeldscherm;
  • 1 m2 voor lees- en schrijfwerk;
  • 1 m2 voor een vrijstaande of verrijdbare ladekast.

 

(Dag)licht

In bijna elk beroep is licht een noodzakelijke voorwaarde voor goede uitvoering van het werk, en dat is bij kantoorwerk niet anders. Daarnaast stimuleert licht een aantal belangrijke processen in ons lichaam, zoals de aanmaak van vitamine. Daglicht verdient de voorkeur, maar bij beeldschermwerk kan rechtstreeks invallend zonlicht zeer hinderlijk zijn.

Belangrijke aandachtpunten in dit verband zijn:

  • stel beeldschermwerkplekken zo op dat de kijkrichting parallel is aan het raam. Zo kijkt de werknemer niet tegen het licht in (zoals wanneer het gezicht naar het raam is gekeerd) en valt dit niet op het scherm (zoals wanneer de rug naar het raam is gekeerd);
  • zorg bij beeldschermwerk voor geschikte zonwering die spiegelend daglicht kan tegenhouden, zoals zonneschermen, jaloezieën of getint glas;
  • plaats werkplekken dichter bij het raam als er klachten zijn over te weinig licht. Plaats ze er juist verder vandaan bij klachten over spiegeling en verblinding door te veel daglicht.

Elektriciteit 
In een kantooromgeving is vaak veel elektrische apparatuur aanwezig. Met de specifieke normen en voorschriften voor werkzaamheden aan elektrische installaties zul je desondanks niet zo snel te maken hebben. Maar ook als het risico van direct contact klein is, levert elektriciteit altijd potentieel gevaar op. Een lichte schok kan door de schrik bijvoorbeeld een val veroorzaken.

Voor standaard gebruik van elektriciteit gelden de volgende regels:

  • voorkom het gebruik van verlengsnoeren en losliggende kabels zo veel mogelijk;
  • moet je toch verlengsnoeren toepassen, zorg dan dat die rechtstreeks worden aangesloten op een geaard stopcontact en test minimaal eens per kwartaal de aardlekschakelaar; 
  • controleer de kwaliteit van de spanningsisolatie, vervang defect isolatiemateriaal direct;
  • zorg dat schakel- en stoppenkasten goed zijn afgeschermd; 
  • zie toe op een goede veiligheidsaarding;
  • laat werkzaamheden aan de elektrische installatie alleen uitvoeren door een bevoegd persoon, inclusief het voor de eerste keer aansluiten van machines en apparaten.

Meer informatie
Bekijk de regels in het Arbobesluit over:

Bij opslagruimtes en werkplaatsen die niet onder de noemer kantoorwerkplekken vallen, moet je rekening houden met diverse specifieke regels. Belangrijke aandachtspunten zijn:

  • vloeren;
  • opslagplaatsen en stellingen;
  • toegangsdeuren;
  • voldoende (dag)licht;
  • geluid;
  • elektriciteit.

Vloeren
Om struikelen en vallen te voorkomen, mogen vloeren van werk- en opslagplaatsen niet glad zijn en moeten werknemers ze vrij houden van obstakels. Zie streng toe op het consequent opruimen van materialen en gereedschappen na gebruik. Zorg dat ruimtes waarin regelmatig wordt gewerkt, schoon en zoveel mogelijk stofvrij worden gehouden.

Opslagplaatsen en stellingen

De grootste gevaren bij opslagplaatsen en stellingen zijn omvallen, verzakken en instorten. Ook is er vaak sprake van valgevaar. Let op de volgende punten:

  • zie erop toe dat stellingen stabiel zijn geplaatst, zodat ze niet omvallen en instorten; 
  • let erop dat werknemers de maximale belasting niet overschrijden: zorg dat ze de richtlijnen van de leverancier kennen en naleven; 
  • controleer stellingen regelmatig op schade en conditie;
  • voorzie tussenvloeren (entresols) van een stevige leuning en een gemakkelijk af te sluiten 'aanvoeropening' voor de aanvoer van materialen;
  • volg bij opslag van gevaarlijke stoffen nauwgezet de bijzondere richtlijnen die hiervoor gelden.

(Toegangs)deuren
Deuren van werk- en opslagplaatsen hebben met het oog op de veiligheid een dubbele functie. Aan de ene kant moeten ze risico’s zoals lawaai, brand of rook tegenhouden. Aan de andere kant moeten ze gemakkelijk te openen zijn, zodat ze geen onnodige fysieke belasting of bij calamiteiten zelfs levensgevaar opleveren. Houd de volgende zaken in de gaten:

  • hefdeuren, kanteldeuren en roldeuren moeten gemakkelijk te openen zijn. Laat ze periodiek onderhouden en keuren;
  • deuren op vluchtroutes moeten bij voorkeur een draairichting hebben die met de vluchtroute mee is. Bij de beoordeling van hun doorstroomcapaciteit kun je houvast ontlenen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan nieuwbouwsituaties.
  • zorg dat nooddeuren helder zijn gemarkeerd, eenvoudig zijn te openen en vrij worden gehouden van obstakels.

(Dag)licht 
Goed licht is bij werk- en opslagplaatsen van groot belang voor de veiligheid. Daarnaast stimuleert licht een aantal belangrijke processen in ons lichaam, zoals de aanmaak van vitamine. Je werkgever is verplicht om te zorgen voor goede verlichting. Daglicht heeft hierbij de voorkeur, maar rechtstreeks invallend zonlicht moet kunnen worden geweerd. Concrete aandachtspunten zijn:

  • zorg dat werkplaatsen en verbindingswegen zodanig zijn verlicht, dat het aanwezige licht geen risico oplevert voor de veiligheid en gezondheid van werknemers;
  • zie erop toe dat op werkplaatsen (waar mogelijk) voldoende daglicht binnenkomt, maar zorg ook voor voldoende voorzieningen voor kunstverlichting; 
  • controleer of voorzieningen voor kunstverlichting zodanig zijn aangebracht dat gevaar voor ongevallen wordt voorkomen;
  • voorkom dat de kleur van het kunstlicht de waarneming van de veiligheids- en gezondheidssignalering wijzigt of beïnvloedt;
  • voorkom verblinding en spiegeling op de werkplek;
  • overweeg bij nachtwerk of het mogelijk is om daglichtlampen toe te passen, of een dynamisch lichtsysteem dat de variaties van zonlicht goed kan nabootsen; 
  • las bij werkzaamheden zonder veel daglicht voldoende rustpauzes in.

Geluid 
Vooral bij werkplaatsen is er vaak de nodige herrie. Blootstelling hieraan kan leiden tot gehoorbeschadiging. Op plekken waar lawaai (schadelijk geluid) is, moet je maatregelen nemen ter vermindering van het geluid en/of bescherming van het gehoor. Dit kan bijvoorbeeld door inzet van andere gereedschappen, een andere werkwijze of door het gebruik van geluiddempende kasten of ruimtes. Persoonlijke beschermingsmiddelen zijn het laatste redmiddel.

 

Vuistregel voor lawaai
Denk je dat er binnen jouw organisatie mogelijk sprake is van schadelijk geluid? Een praktische vuistregel is dat het geluidsniveau te hoog (schadelijk) is als werknemers op een afstand van 1 meter de stem moeten verheffen om elkaar te verstaan. Heb je preciezere informatie nodig, laat dan een meting verrichten door (bijvoorbeeld) een arbeidshygiënist.

 

Belangrijke onderdelen van een goede aanpak van lawaairisico’s zijn:

  • vervang de veroorzaker van het lawaai door een minder luidruchtig exemplaar. Is dat niet mogelijk, probeer dan de lawaaibron zoveel mogelijk te isoleren;
  • beperk het aantal personen dat aan schadelijk geluid wordt blootgesteld altijd zoveel mogelijk; 
  • voorzie werkplekken waar lawaai is van duidelijke waarschuwingsaanduidingen; 
  • geef werknemers die met luidruchtige apparatuur werken voorlichting en persoonlijke beschermingsmiddelen;
  • laat de situatie en je preventieve maatregelen door een deskundige (bijvoorbeeld een arbeidshygiënist) beoordelen als er grote geluidsbronnen in je organisatie aanwezig zijn;
  • zie erop toe dat je werkgever geregeld een gehoortest aanbiedt. Werknemers hebben hier recht op en het helpt jou vast te stellen of je maatregelen effectief zijn.

Elektriciteit 
In werkplaatsen is vaak veel elektrische apparatuur aanwezig. Ook zijn er werkplaatsen waarin werknemers werkzaamheden aan elektrische installaties verrichten. Elektriciteit vormt altijd een potentieel gevaar, ook als de kans op direct contact niet groot is. Een lichte schok kan door de schrik bijvoorbeeld een val veroorzaken. Algemene aandachtspunten zijn:

  • laat de elektrische installatie van je organisatie minstens eens per vijf jaar keuren;
  • zie erop toe dat elektrische arbeidsmiddelen zoals machines rechtstreeks zijn aangesloten op een geaard stopcontact (geen verlengsnoeren) en test minimaal eens per kwartaal de betreffende aardlekschakelaar;
  • controleer de kwaliteit van de spanningsisolatie, vervang defect isolatiemateriaal direct;
  • zorg dat schakel- en stoppenkasten goed zijn afgeschermd; 
  • pas waar mogelijk lage spanning toe;
  • zorg ervoor dat werknemers een grotere afstand tussen lichaam en (mogelijke) geleider in acht nemen naarmate de spanning hoger is;
  • zie toe op een goede veiligheidsaarding;
  • zorg dat medewerkers goed zijn opgeleid en voorgelicht.

Bijzondere eisen bij werk aan een elektrische installatie
Voor werkzaamheden aan elektrische installaties gelden specifieke normen en voorschriften. Let op het volgende:

  • laat deze werkzaamheden alleen uitvoeren door een bevoegd persoon, inclusief het voor de eerste keer aansluiten van machines en apparaten;
  • zie erop toe dat bij deze werkzaamheden de spanning vooraf van de installatie wordt gehaald;
  • werk alleen met dubbel geïsoleerd gereedschap;
  • controleer of werknemers en inleenkrachten die elektrotechnische werkzaamheden uitvoeren of in elektrotechnische ruimtes komen, schriftelijk door je werkgever worden aangewezen. Dit is verplicht;
  • is er sprake van hoogspanning (boven 1.000 volt wisselspanning of 1.500 volt gelijkspanning), volg dan de werk- en installatievoorschriften in de norm NEN 3840.

Meer informatie
De diverse beroepsverenigingen voor gecertificeerde arboprofessionals hebben samen enkele kennisdossiers opgesteld waar je als preventiemedewerker je voordeel mee kunt doen. Voor werkplaatsen en opslagruimtes zijn van belang:
• Kennisdossier Hoogspanning 
• Kennisdossier Laagspanning 
• Kennisdossier Licht

Mogelijk zijn er binnen jouw organisatie plaatsen waar werknemers geregeld alleen werken. Dit is bijvoorbeeld onvermijdelijk bij bepaalde functies in de zorg, de bewaking en het winkelbedrijf. De Arbowet bevat geen afzonderlijke normen voor zulke werkplekken, maar indirect moeten die wel degelijk aan bijzondere eisen voldoen.

Geen collega’s om op terug te vallen
Wie alleen werkt, kan bij gevaar of een ongeval niet vanzelfsprekend terugvallen op collega’s. Dit maakt het lastiger om te voldoen aan diverse eisen die de wet stelt. Denk bijvoorbeeld aan:

  • de verplichting om doeltreffende maatregelen te treffen voor eerste hulp bij ongevallen (artikel 3 lid 1 sub e). Wie moet de BHV alarmeren als de werknemer dat zelf niet kan doen?
  • de eis dat iedere werknemer de nodige passende maatregelen moet kunnen nemen als zijn eigen veiligheid of die van anderen in gevaar komt (artikel 3 lid 1 sub f). Hoe zorg je dat iemand anders snel actie onderneemt als een werknemer alleen werkt en bijvoorbeeld buiten bewustzijn raakt?

Inventariseer de risico’s
De werkgever blijft altijd verantwoordelijk voor een veilige en gezonde werkplek, ook als werknemers alleen werken. Je zult dus aanvullende maatregelen moeten nemen om knelpunten zoals hierboven op te lossen. Dat begint met een goede inventarisatie:

  • breng in kaart wie waar en wanneer alleen werken en welke risico’s dit oplevert;
  • kijk hierbij niet alleen naar voor de hand liggende functies, maar ook naar werknemers die (tijdens kantooruren) werken in besloten ruimten, in kooiladders;
  • besteed bijzondere aandacht aan situaties waarin wordt gewerkt met gevaarlijke stoffen of perslucht;
  • laat incidenten tijdens avond- en nachtdiensten registreren en terugkoppelen, zodat je kunt beoordelen of je inventarisatie volledig is en de getroffen maatregelen in de praktijk voldoen.

Tref passende maatregelen
Weet je wat de risico’s zijn, dan is het zaak maatregelen en voorzieningen te treffen om ze zoveel mogelijk te beperken. Hierbij heb je diverse opties. Wat passend is, hangt af van de precieze situatie:

  • zorg dat de werknemer zich snel en gemakkelijk kan beschermen tegen indringers of anderszins ongewenst of agressief bezoek, bijvoorbeeld door de toegang te blokkeren;
  • zorg dat de werknemer in geval van nood duidelijk hoorbaar alarm kan slaan;
  • zorg dat er automatisch een alarm afgaat als de werknemer zich niet op vaste tijdstippen meldt;
  • verstrek goed werkende communicatieapparatuur, zoals een (mobiele) telefoon of portofoon;
  • zorg dat een werknemer gevaarlijke situaties kan ontvluchten zonder obstakels tegen te komen;
  • zorg ervoor dat sleutels van deuren en andere hulpmiddelen zichtbaar binnen handbereik zijn;
  • zie toe op een goede registratie van wie binnen het bedrijfspand aan- en afwezig zijn. Dit is ook van (groot) belang voor de BHV-organisatie;
  • zijn in jouw organisatie jongeren onder de achttien jaar actief, zie er dan op toe dat die helemaal niet werken zonder toezicht. Dit is wettelijk niet toegestaan.
Maak een handleiding voor crisissituaties
Het is raadzaam om een handleiding te maken waarin staat wat er in verschillende noodsituaties moet gebeuren en wie daarvoor verantwoordelijk is. Dit geeft houvast en voorkomt paniek. Het ligt voor de hand om bij het opstellen van zo’n handleiding samen te werken met je collega’s van de bedrijfshulpverlening. Als het misgaat, behoren zij immers altijd tot de personen die in actie moeten komen.

 

GERELATEERD

Kennisbank

Hulpmiddel

  • Check je werkplek

Meer informatie

Registreer je gratis en profiteer van de voordelen als lid van inpreventie!

Registreer